Als de bij er niet meer is, krijgen we een voedselprobleem
Van boeren krijgt hij soms het verwijt dat hij stedelingen naar het platteland haalt. Dat is juist zijn bedoeling, zegt Geert van der Veer, oprichter van Herenboeren. Gezinnen investeren in een boerderij waar ze zelf met de boer hun voedsel van het land halen.
Een ‘ondernemende realist met idealen’, zo typeert de 47-jarige Geert van der Veer zichzelf. Hij groeit op in een Brabants, katholiek gezin, het buitenleven oefent een onweerstaanbare aantrekkingskracht op hem uit. Als gymnasiast brengt hij zijn tijd het liefst door op een boomkwekerij: ‘Je stopt een eikeltje in de grond en krijgt een fantastische boom!’ Met een decaan op zijn gymnasium krijgt hij een hoogoplopend conflict omdat hij niet naar de universiteit wil, maar de Hogere Agrarische School verkiest.
In 2012 begint hij met zijn levenswerk, Herenboeren. Die organisatie telt inmiddels achttien boerderijen, in de komende jaren wil hij daar vijf boerderijen per jaar aan toevoegen. Het concept: de boer wordt gesteund door een gemeenschap van 200 tot 250 gezinnen, die in ruil voor een startinvestering van 2.000 tot 2.500 euro en een bescheiden wekelijkse bijdrage, met de boer hun voedsel van het land halen. ‘We willen dat zo’n gemeenschap bestaat uit mensen die verantwoordelijkheid voor het grotere geheel voelen. Inmiddels telt onze beweging 15 duizend mensen. Er is veel onderlinge verbondenheid ontstaan, vriendschappen ook, ik zie blije gezichten.’
Herenboeren is niet onopgemerkt gebleven. Voormalig landbouwminister Carola Schouten nodigde Van der Veer in 2019 uit voor haar ‘klankbordgroep’ over circulaire landbouw. ‘Mooi natuurlijk, maar de politiek springt van dossier naar dossier: de ene keer hebben ze je nodig, de volgende keer niet. We moeten het dus zelf doen, de politiek volgt wel. We hebben met Herenboeren ons eigen nieuwe systeem gecreëerd, met een uitgestoken hand naar het bestaande. Voor het ontstaan daarvan dragen we allemaal verantwoordelijkheid – met een beschuldigende vinger naar andere boeren wijzen past niet.’
Met zijn beweging wil hij bijdragen aan ‘de transitie’ die nodig is omdat ‘het systeem is vastgelopen, waardoor het vertrouwen in de overheid is gedaald. Ook bij mij. De schuld ligt niet bij incapabele politici, maar bij het jarenlang verkiezen van de economie boven welzijn. Geld verdienen moeten we als middel zien, niet als doel op zich.’ De ‘verkeerde afslag’ van economische groei is ten koste van de natuur gegaan, meent hij: ‘In de landbouw zijn we de natuur aan onze bedrijfsvoering gaan aanpassen. Het hoort andersom te zijn.’
Wat levert herstel van de band met de natuur een mens op?
‘Mij biedt de natuur allereerst rust. Zit ik met een vraag, dan ga ik naar buiten om te kunnen ‘Zijn’, met een hoofdletter. Dan helpt de natuur, op een manier die ik niet goed onder woorden kan brengen. Het is een systeem dat miljarden jaren bestaat; schoon water, frisse lucht, biodiversiteit, het klimaat, het is ons van nature gegeven. De natuur helpt me te verbinden met de essentie van het leven – met mezelf, met mijn lijf. Door erin te verkeren kan ik de samenhang der dingen zien, besef ik hoezeer ik onderdeel ben. Ik besta uit elementen als koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof, dezelfde bouwstoffen als zoveel andere organismen.’
De teloorgang van onze band met de natuur kent diverse oorzaken, zoals verstedelijking en nadruk op economische groei. Wat zijn de maatschappelijke gevolgen?
‘Veel grote problemen van deze tijd komen voort uit een gebrek aan verbinding met de natuur. Door onze voortdurende drang naar geld hebben we een spoor aan problemen gecreëerd – het klimaat, stikstof, afnemende biodiversiteit, om er enkele te noemen. Als de bij er niet meer is, krijgen we straks een groot voedselprobleem, want dat beestje speelt met zijn bestuiving een sleutelrol. Met pesticiden hebben we de opbrengst van planten gemaximaliseerd, ten koste van de bodemkwaliteit, het grondwater en het ecosysteem; schimmelculturen kunnen daardoor niet meer hun bijzondere bijdrage aan de voeding van planten leveren. Terwijl de natuur van zichzelf zoveel oplevert, als je geen middelen inzet. Doordat we de band met die natuurlijke intelligentie zijn kwijtgeraakt, hebben we al die grote problemen gekregen. We mogen wel verdienen aan de natuur, maar niet ten koste van de natuur.’
Hoe ziet u de bijdrage van Herenboeren in dit opzicht?
‘Doordat mensen die deel uitmaken van onze gemeenschappen ervaren waar hun voedsel vandaan komt, gaan ze met meer respect met de natuur om. Als je die relatie echt snapt, kun je ook anders tegen ons economisch systeem aankijken en inzien waar het misgegaan is. Wanneer je niet weet dat spruitjes aan een stronk groeien en denkt dat ze uit een fabriek komen, ga je eerder destructief met de natuur om.
‘Waar het me om gaat, is dat mensen innerlijk gemotiveerd zijn om aan onze beweging bij te dragen. Dat kan door je aan te sluiten bij een Herenboerderij, maar ook door aankoop van land voor onze boeren mogelijk te maken, via onze partnerstichting Aardpeer. Ik zoek nog altijd naar de beste manier om mensen te overtuigen. Moet je eerst het negatieve verhaal vertellen: ze confronteren met het bestaande systeem en hun eigen bijdrage daaraan? Dat hoort er eigenlijk wel bij, maar je riskeert dat die boodschap moedeloos stemt. Liever breng ik het positieve verhaal: transitie is keileuk en biedt enorm veel kansen, het is geweldig op deze prachtige wereld te mogen bijdragen aan het welzijn van volgende generaties, door een systeem van voedselvoorziening te steunen dat aan de natuur is aangepast.’
Op welke moeilijkheden bent u bij het opzetten van Herenboeren gestuit?
‘Wanneer je een beweging begint, is er een kantelpunt wanneer de intelligentie van de groep groter is dan die van een enkel individu. Dat moment was voor mij niet eenvoudig. Na de veertiende boerderij boden de inmiddels dertig boeren mij spontaan een tienpuntenplan aan met wijzigingen in het concept. Allemaal goede punten. Dat plan hangt nog steeds op mijn kamer, ingelijst en met hun handtekeningen erop. Het helpt me eraan herinneren dat je altijd naar de wijsheid van de groep moet luisteren.
‘Wat daaraan lastig voor mij is, is dat ik als oprichter jarenlang mensen in mijn verhaal heb willen meenemen. Dan moet je uitstralen: kom, ik weet waar we heen gaan. Terwijl ik dat natuurlijk ook niet echt wist. Maar dat moet je niet laten merken, als je mensen vraagt duizenden euro’s in je verhaal te investeren. In het begin dacht ik ook: als er bij een boerderij iets fout gaat, kan ik het zelf oplossen. Maar dat lukt natuurlijk niet meer als je vijf boerderijen hebt. Ik moest anderen het laten overnemen, dat gold ook voor het vertellen van mijn verhaal over Herenboeren, maar dan met hun eigen accenten. Dat vond ik spannend, soms dacht ik: dit argument klopt niet! Pas later ben ik gaan inzien dat het juist mooi is dat iedereen het verhaal op zijn eigen manier vertelt.’
Wat zijn voor u hoogtepunten in de afgelopen twaalf jaar?
‘Het neerzetten van de eerste boerderij in Boxtel, waarvoor we de financiering op het nippertje rond wisten te krijgen, was een absoluut hoogtepunt. De tweede boerderij vond ik ook belangrijk, want daardoor wist ik: ja, er kan echt een beweging op gang komen. Een ander hoogtepunt was eigenlijk een dieptepunt. Bij een boerderij hadden we grote fouten in de inrichting van het terrein gemaakt. Dat moesten we niet alleen aan die tweehonderd gezinnen vertellen, maar bovendien moesten we ze vragen 100 duizend euro extra te storten. Dat is toch gelukt. Het leerde me hoe sterk zo’n gemeenschap is.’
U vraagt een startinvestering van 2.500 euro, maakt dat Herenboeren niet elitair?
‘Onze berekening was dat je een boerderij kunt beginnen met een startkapitaal van vier tot viereneenhalve ton, wanneer je de grond pacht. Dan kun je alle investeringen doen, zoals een tractor en andere spullen, en kun je op 20 hectare grond genoeg opbrengst genereren voor zo’n tweehonderd huishoudens, vijfhonderd mensen. Zo kwamen we, uitgaand van vier ton, op die 2.500 euro per gezin. Het voordeel van die hoge drempel is ook dat we shoppende consumenten ermee afschrikken, onze achterban bestaat uit eigenaren die er echt voor kiezen tot de gemeenschap te behoren.
‘Het grote nadeel is inderdaad dat veel mensen het niet kunnen betalen. Als je naar onze beweging kijkt, dan is dat eenzijdig samengesteld, hoogopgeleid en wit. Een collega van me spreekt over ‘D66-stemmers met een bakfiets’. Nou, daarvan heb je er niet veel, en ik wil ook dat Marokkaanse gezin uit de buurt erbij halen. Dus zijn we bezig om naar andere concepten te kijken, zoals de sterkste schouders die de zwaarste lasten dragen. Mijn streven is: het beste voedsel voor mens en planeet voor iedereen beschikbaar maken.’
Welke reacties krijgt u uit de landbouwsector?
‘Wat een boer aanspreekt is dat een veel groter deel van de euro die een consument aan voedsel uitgeeft bij hem terechtkomt. In de supermarkt gaat van iedere euro maar 10 cent naar de boer, bij ons is dat 90 cent, doordat we alle tussenhandel en de supermarkten wegsnijden. De georganiseerde landbouw is enthousiast, maar van boeren heb ik nogal wat sceptische reacties gekregen. Dat ik stadsbewoners naar het platteland haal, vinden sommigen maar niks. ‘Het platteland is van ons’, krijg ik te horen. Sommigen vonden me maar een hobbyist, maar dat valt met achttien boerderijen moeilijk vol te houden.
‘Ik heb vooral veel begrip voor de boeren. Na de oorlog was het adagium: nooit meer honger. Politici, bankiers en adviseurs hebben ze aangezet tot maximaal produceren – ze hebben gedaan wat de maatschappij van hen vroeg. Nu dragen we een collectieve verantwoordelijkheid voor het oplossen van hun problemen.
‘Ik begrijp enige achterdocht tegen ons wel: wij beginnen telkens nieuwe boerderijen en daarvoor is land nodig. Dat kan bedreigend overkomen. Mijn hoop is dat we bestaande boeren kunnen meekrijgen in ons concept. We kunnen ze een groter deel bieden van die aan voedsel uitgegeven euro en we bieden de vaste afzet aan tweehonderd gezinnen. Of aan nog meer gezinnen, wanneer een boer over meer land beschikt. Ik wil absoluut niet die lomperik zijn die zegt: aan de kant, wij komen met een nieuwe boerderij. Nee, ik wil juist met hem samenwerken.’
Wat hoopt u nog te bereiken?
‘Ik wil de laatste vijf à tien jaar van mijn werkende leven zelf met mijn handen werken, op een eigen boerderijtje in de natuur, waar het me om is begonnen. Maar voorlopig beleef ik nog veel plezier aan het opzetten van boerderijen. Dat doe ik vanuit mijn idealen, maar ook omdat dit voor mij de mooiste manier is om in het leven te staan. Met anderen ben ik mijn eigen jongensboek aan het schrijven. Natuurlijk ondervinden we ook tegenslagen, maar dan houd ik mensen voor: dat maakt deel uit van het leerproces. Ook als iets geheel misgaat, dragen we bij aan de bagage waarmee onze opvolgers verder kunnen reizen. Zo houden we onze reis licht.’